Wat er op het spel staat
Koningin Beatrix wond er geen doekjes om in 1988. In haar kersttoespraak waarschuwde zij politiek en bevolking: ‘Onze wereld lijdt onder ontbossing, woestijnvorming, vervuiling en vergiftiging van lucht, bodem en water, uitsterving van dier- en plantsoorten, aantasting van de ozonlaag die ons tegen gevaarlijke straling moet beschermen, en stijging van de temperatuur met bedreigende gevolgen, zoals verhoging van de zeespiegel.’ Dit was geen nieuwe boodschap, benadrukte ze: ‘Waarschuwingen zijn er genoeg geweest. Twintig jaar geleden werd de Club van Rome opgericht. Met haar rapport Grenzen aan de groei bracht zij de toekomst van de mensheid zelf in discussie... Nu zijn wij mensen zelf ook een bedreiging voor onze planeet geworden.’
Hoe somber dat ook klonk, die constatering hoefde volgens de koningin niet tot moedeloosheid te leiden: ‘Wij mensen zijn niet geschapen voor het passief aanvaarden van “ons lot”.’ We kunnen namelijk onderscheid maken tussen goed en kwaad en bovendien verantwoordelijkheid nemen. ‘Nu staan we voor de uitdaging een nieuwe relatie tot de natuur te vinden, gekenmerkt door eerbied voor ecologisch evenwicht, behoedzaamheid en zorgvuldig beheer.’
Ondanks deze koninklijke waarschuwing en ondanks het toen al omvangrijke wetenschappelijke bewijs dat de mens haar leefomgeving gevaarlijk aan het veranderen was, slaagde de Nederlandse politiek er niet in om het ecologisch evenwicht te herstellen. Opeenvolgende regeringen boekten in die ruim dertig jaar wel wat vooruitgang met lucht- en waterkwaliteit, maar het aantal insecten is in Nederland sinds 1988 met driekwart afgenomen, het elektriciteitsverbruik is verdubbeld en Nederlanders stoten 30 procent meer co2 uit dan het Europees gemiddelde.
Dit falende overheidsbeleid beperkt zich niet tot Nederland. In democratieën wereldwijd worden moeilijke of gevoelige onderwerpen vooruitgeschoven, met name als ze over de lange termijn gaan. Politici kunnen met onderwerpen als klimaatverandering en biodiversiteit maar moeilijk binnen vier jaar succes behalen en zijn bang dat maatregelen stemmen zullen kosten. In Nederland zitten ze ook nog vast in een korset van partijdiscipline, waardoor Kamerleden in 99,999 procent van de gevallen meestemmen met hun partij – ook als dat ingaat tegen hun opvatting van wat het beste is voor de samenleving. En nee, dat is geen symbolisch cijfer, maar daadwerkelijk berekend. Ook niet onbelangrijk: vaak hebben politici jarenlange relaties met bedrijven en belangengroepen, die met een intensieve lobby proberen om de status quo te behouden of in hun voordeel te verbeteren.
Het resultaat van dit alles is dat heikele kwesties blijven liggen en sluipenderwijs veranderen in crises. Zie de woningmarkt, zie de jeugdzorg, zie het institutioneel racisme, zie de stikstof-, klimaat- en biodiversiteitscrises.
‘Kan de overheid crises aan?’ vraagt minister van Staat Herman Tjeenk Willink dan ook in zijn recentste boek. Politici weigeren volgens hem te erkennen dat veel crises het gevolg zijn van politieke keuzes en hun eigen functioneren. Politici zijn te veel gericht op de eigen politieke werkelijkheid en ‘de markt’, waardoor de dagelijkse realiteit en burgers uit zicht zijn geraakt.
Ik deel die analyse en vraag me af hoe we het democratisch systeem kunnen veranderen. Hoe kunnen we politici bevrijden uit hun zelfgijzeling? Hoe zorgen we dat zij zich wél kunnen laten leiden door het gemeenschappelijk belang in plaats van door partijpolitieke belangen, de waan van de dag en lobbygroepen?
Politici zullen zichzelf niet aan de haren uit het moeras kunnen trekken. Daarom is het nu aan ons om ze daarbij te helpen, om de democratie democratisch te maken en om de grootste problemen van deze tijd te bestrijden.
Zeker een veelkoppig monster als klimaatverandering vraagt om een veelkoppige aanpak. Een aanpak die niet alleen wordt bedacht door politici, ambtenaren, bedrijfsleven en belangengroepen, maar vooral door inwoners. Inwoners zijn onafhankelijk, ze hoeven geen verkiezingen te winnen, hebben geen media-aandacht nodig, ze spreken niet namens een politieke partij en ze hebben geen achterban die ze gerust moeten stellen. Mede daardoor kunnen inwoners meer oog hebben voor de lange termijn en het gemeenschappelijk belang. Stel nu dat je een groep inwoners hebt die een goede afspiegeling vormt van de samenleving: zou zo’n groep niet precies de hulp kunnen bieden die de politiek nodig heeft om de crises wél aan te kunnen?
Steeds meer landen om ons heen nemen hun inwoners serieus en laten hen meepraten en meebeslissen in een burgerberaad. Daarin buigt een gelote groep inwoners zich over een complex maatschappelijk probleem. Ze laten zich grondig informeren door experts en ervaringsdeskundigen en gaan met elkaar op zoek naar oplossingen die het gemeenschappelijk welzijn dienen. Dat doen ze door zich samen te ‘beraden’, of met een duur woord te ‘delibereren’. Bij deze manier van overleg gaat het er niet om anderen te overtuigen van jouw mening, maar om te zoeken naar common ground en van daaruit oplossingen te bedenken. Geen debat dus, maar dialoog. Geen meningenoorlog, maar uitwisseling van perspectieven.
Uit honderden voorbeelden van over de hele wereld blijkt dat inwoners via dit soort burgerberaden binnen enkele maanden haalbare aanbevelingen kunnen bedenken voor complexe of precaire onderwerpen. Zo zorgde een burgerberaad in Ierland voor legalisering van het homohuwelijk, hielpen inwoners van Noord-Macedonië hun politici om beleid te maken rond vaccinatietwijfel en ontwikkelden burgerberaden in onder meer Frankrijk, Denemarken en Schotland indrukwekkende pakketten klimaatmaatregelen.
De belangrijkste voorwaarde: politici die burgers vertrouwen. Een overheid die nieuwsgierig is naar de kennis, ervaring, zorgen en behoeften van haar inwoners, en hen om hulp durft te vragen. Dat is pas ‘een nieuwe bestuurscultuur’.
Terwijl in veel landen om ons heen al nationale klimaatburgerberaden plaatsvinden, loopt Nederland vreselijk achter. Met dit pleidooi wil ik laten zien wat wij van burgerberaden uit het buitenland kunnen leren, zodat we het in Nederland meteen goed kunnen doen.
Nog meer hoop ik te laten zien dat de kennis en ervaring van burgers onmisbaar zijn voor het te lijf gaan van de grote problemen van deze eeuw. Dat bewustzijn moet niet alleen tot politici doordringen, maar ook tot burgers zelf. Veel mensen zijn gaan geloven dat onze macht niet verder reikt dan het stemhokje of onze portemonnee. Maar we zijn zoveel meer dan kiezer en consument. We zijn inwoners van een dorp, een stad, van een land, een planeet. We hebben wensen, dromen, twijfels, levenservaring en ideeën. Precies daarmee kunnen we de politiek helpen bij de grootste opgaven van deze tijd.
Na decennia van halfslachtig klimaat- en milieubeleid is het nu aan ons. Het is aan ons om te laten zien dat het anders kan. Dat we als samenleving kunnen meedenken, meepraten en meebeslissen over de toekomst van Nederland. Zoals dat hoort in een echte democratie. Burgerberaden zijn essentieel voor zo’n sterke democratie – een democratie die opgewassen is tegen complexe uitdagingen, omdat ze gedragen wordt door haar inwoners. Zo kunnen we voorkomen dat crises leiden tot permanente verdeeldheid en apathie, en hebben we een sleutel in handen tot een hechtere, meer rechtvaardige samenleving en een leefbare planeet. Want dat is wat er op het spel staat.
Contact
Neem voor vragen, interviews met de auteur of recensie-exemplaren contact op met Andreas Jonkers via andreas@decorrespondent.nl.
Nu is het aan ons - Oproep tot echte democratie
Door Eva Rovers
Een uitgave van De Correspondent Uitgevers
Verschenen op 22 april 2022
Omslagontwerp: De Designpolitie
Illustrator auteur: Cléa Dieudonné
Redactie: Willemijn Lindhout
Eindredactie: Andreas Jonkers
Correctie: Annelieke Tillema
Zetten en productie: Frank August
Drukken en binden: Tim Beijer Producties
Aantal pagina's: 184
Afmetingen: 10,5 x 17 cm
Paperback | 15 euro
ISBN: 9789493254091
Audioboek | 10 euro
ISBN: 9789493254114
E-book | 7 euro
ISBN: 9789493254107
Voor boekhandelaren te bestellen via het CB:
De Correspondent BV
6362276
Maak jouw eigen website met JouwWeb